Waar komen de vereiste cijfers vandaan?
Hoe de cijfers over de behoeften precies tot stand komen, is niet gemakkelijk te verduidelijken. De voedingsindustrie maakt bij het bepalen van de behoefte aan spoorelementen en vitaminen “zoveel mogelijk gebruik van de resultaten van dosis-responsonderzoeken”. Indien ook deze gegevensbasis te klein en te tegenstrijdig wordt geacht, worden vergelijkende evaluaties van de internationaal beschikbare aanbevelingen voor de voorziening uitgevoerd”.
Of deze eis toen werd bepaald onder organische of anorganische mineralisatie wordt niet vermeld. Het is echter onwaarschijnlijk dat het afkomstig is van wilde paarden, maar eerder zullen paarden die kunstmatig mineraalvoer hebben gekregen, als referentiegroep hebben gediend.
In dat geval zouden de organische sporenelementen uit de planten veel beter worden benut en zou het niet nodig zijn zo veel te voeren. Samenvattend kan men zeggen: Niets is met zekerheid bekend. Maar er is een vals gevoel van veiligheid.
Wat is organisch/anorganisch?
Organisch of anorganisch mag niet worden verward met “kunstmatig geproduceerd”, want beide kunnen dat zijn. Kunstmatig vervaardigde organische verbindingen kunnen worden herkend aan hun uitgang, zij worden gewoonlijk -chelaat, -citraat of -orotaat genoemd. Het organische magnesiumchelaat kan dus naar behoefte worden geabsorbeerd en is ongeveer 4 maal zo beschikbaar als het anorganische magnesiumoxide. De darm speelt de hoofdrol bij de benutting van mineralen: hier zetten bacteriën de bestanddelen van het voer om en maken ze beschikbaar. Het is echter de vraag of het überhaupt zin heeft geïsoleerde, afzonderlijke mineralen of spoorelementen aan het voer toe te voegen, omdat de verhouding tussen de stoffen onderling hun bruikbaarheid beïnvloedt en bij een onnatuurlijke verhouding schade kan veroorzaken: een teveel aan calcium bijvoorbeeld, belemmert de opname van zink.
Het is waar dat onze paarden tegenwoordig meestal iets tekort komen in onze weiden, maar “kunstmatige vitaminen” kunnen niet het antwoord zijn.
Het is verbazingwekkend, dat met adequate hooi voeding, veel al gedekt is. Helaas is dit niet het geval met het hooi uit Nederland. Het hooi komt van monotone graslanden, en zijn vaak ook nog eens zwaar bemest. Goed hooi bevat een veelzijdigheid aan kruiden, dat is de perfecte basis. En als je paard niet genoeg mogelijkheden heeft om zoute grond of rotsen op te likken, moet een natuurlijke liksteen worden aangeboden. Schors, bladeren, zaden, vruchten en wortels ronden het voedselaanbod af, net zoals het in de natuur wordt aangeboden. In het ideale geval kan je paard een rozenbottel, eikels of wilgenbast uit de natuur oppikken en een instinct ontwikkelen voor wat, en hoeveel hij nodig heeft. Natuurlijk kan er in individuele gevallen of in bepaalde levenssituaties een verhoogde behoefte bestaan, maar dan moeten kunstmatige supplementen, bij voorkeur biologische, slechts gedurende korte tijd worden gegeven.
Wat je zeker moet wet is, of velden die grenzen aan hooiland met glyfosaat zijn behandeld, aangezien dit een antibiotisch effect heeft op gramnegatieve bacteriën en zo de grampositieve bevordert, waartoe ook de gevaarlijke clostridia behoren. Glyfosaat kan ook sporenelementen zoals mangaan, koper en zink binden, wat leidt tot tekorten in de plant en bijgevolg in het paard. De oorsprong van het basisvoer is dus belangrijk. Anders is het ook raadzaam na te gaan of er geen probleem is met het metabolisme van mineralen en spoorelementen.